Archeologische opgraving van de stadsmuur, kloostercomplex, standerdmolen, leerlooierij en woonhuizen aan de Bagijnenwalstraat/Lindeboom in Gorinchem, juni 2020.
In juni 2020 heeft Hollandia archeologen de laatste fase van het archeologisch onderzoek aan de Bagijnenwalstraat uitgevoerd. De directe aanleiding hiervoor is de bouw van 26 woonhuizen aan weerszijde van de Bagijenenwalstraat en de Lindeboom.
Voorafgaand aan de laatste fase van het archeologisch onderzoek hadden er vanaf 2008 verschillende vooronderzoeken plaatsgevonden, maar vanwege de economische crisis in 2012 is de herontwikkeling van het gebied voor onbepaalde tijd stopgezet. Om vervolgens in 2019 weer opgepakt te worden met een waarderend proefsleuvenonderzoek. Destijds werden de resten van verschillende gebouwen, een kademuur en een deel van de stadsmuur met muurtoren aangetroffen. De archeologische resten waren met uitzondering van de plaatsen waar de voormalige woningen hadden gestaan, goed bewaard gebleven onder een ca. 0,5 m dikke puinhoudende grondlaag.
De stadsmuur van Gorinchem
De stadsmuur bestond uit een serie van poeren met een onderlinge afstand van ca. 2,8 m (hartmaat) waarop de spaarbogen voor de weergang rustten. De fundering van de schildmuur (de beschermingsmuur) was ca. 0,9 m breed (drie bakstenen breed). De breedte van het opgaand werk is niet precies vastgesteld, maar zou net als de toren ca. 0,75 m breed geweest kunnen zijn. Van de toren was enkel de achterkant bewaard. De voorzijde was volledig weggesloopt. Vermoedelijk had dit plaats gevonden in de late 16e eeuw, als de nieuwe vestingswerken rondom Gorinchem werden aangelegd. Tijdens de opgraving werd nog een plaatselijk ophoogpakket vastgesteld. Het is echter niet zeker of dit voor de aanleg van de stadsmuur was opgebracht of dat er sprake is van een walfase voorafgaand aan de verstening.
Het kloostercomplex van de Magdalena zusters
De verschillende gebouwen die tijdens het proefsleuvenonderzoek waren aangetroffen, bleken met uitzondering van een 18e/19e eeuws woonhuis onderdeel te zijn van een kloostercomplex. Hier leefden Magdalena zusters een teruggetrokken bestaan op een voormalig begijnhof. Het kloosterdeel, dat binnen het plangebied kon worden vrijgelegd, bestond uit een verwarmde kamer, mogelijk de eetzaal, en twee keukens: een warme keuken met een oven voor het braden en bakken en een koude keuken voor het voorbereiden en inmaken van voedsel. Aan de zuidelijke zijde van de kloostergebouwen bevond zich het hof of tuin. Een duidelijke kloostergang kon vanwege de huidige bebouwing niet verder worden vrijgelegd. Op het hof, eventueel in gebruik geweest als tuin, lag een waterput.
Afbraak als gevolg van de 80 jarige oorlog
Tijdens de beeldenstorm in 1566 werd het klooster geplunderd. Ook in 1572 werd het klooster nogmaals leeggeroofd. De zusters waren toen al gevlucht. Binnen het onderzoekgebied, ter hoogte van de verwarmde zaal en warme keuken, werd omstreeks 1575 een standerdmolen neergezet. Voor de fundering waren veel bakstenen van het klooster hergebruikt. De molen deed tot 1657 dienst als koren, mout en runmolen. Aan de overzijde van de Bagijnenwalstraat werden nog de resten van een leerlooierij aangetroffen. De restanten hiervan bestonden uit de (onderkant van) funderingen. Enkele sterk aangetaste houten planken konden nog in verband staan met de werkzaamheden die hier plaats hadden